Oplossing Tag: Web

Het eerste grootschalige online tijdsbestedingsonderzoek

Een vooraanstaande methode achterhaald?

Na de eerste toepassingen in Amerika, het Verenigd Koninkrijk en de Sovjet-Unie in de jaren 10 en 20 van de vorige eeuw krijgt de dagboekmethode de steun van UNESCO in de jaren 60. Dat geeft de methode meteen een internationaal karakter.

Bij de dagboekmethode houden respondenten via een gestandaardiseerd 10-minutendagboek al hun handelingen bij. Niet enkel wat ze doen, ook de plaats en met wie ze de activiteit verrichten wordt zo geregistreerd.

Het resultaat is een genuanceerde kijk op de gedragspatronen van mensen en gezinnen binnen verschillende levensdomeinen. Sindsdien is dagboekonderzoek een vooraanstaande methode voor de VN om onbetaald werk in ontwikkelingslanden zichtbaar te maken en voor het Bureau of Labor Statistics en EUROSTAT om de culturele verschillen en trends tussen landen/staten in kaart te brengen. De context rondom het gedrag maakt deze verschillen begrijpelijk.

Die contextuele omkadering is tegelijk de sterkte en de zwakte van dagboekonderzoek. Het is een gedetailleerde bevraging, maar de dataverzameling is arbeidsintensief en dus prijzig. Het gevolg is dat deze data slechts met grote tussenpozen verzameld worden. Bovendien gebeurt het dan dikwijls enkel op populatieniveau.


Een online én modulaire strategie als oplossing

Data online verzamelen is een voor de hand liggende oplossing voor kostenreductie. Een modulaire strategie is echter nodig om tot een betrouwbare en valide onderzoeksmethode uit te groeien. Hiervoor werd de MOTUS-software ontwikkeld.

Het MOTUS-softwareplatform maakt het onderzoekstechnisch mogelijk om:

– de onderzoeksmethoden te definiëren;

  • online vragenlijsten ontwikkelen
  • online tijdsregistraties samenstellen (activiteitenlijst, lengte tijdsintervallen, aantal referentiedagen, …)
  • contextvragen toewijzen aan activiteiten en hierdoor specifiek diepgang te bieden aan bepaalde activiteiten

– een onderzoeksflow samen te stellen die een vragenlijst of een tijdsregistratie in een bepaalde volgorde aanbiedt;

– geregistreerde data via algoritmen en waarschuwing te evalueren en de eventuele fouten door de respondenten zelf te laten corrigeren;

– het onderzoek via een webbrowser (computer, laptop) of via een applicatie (smartphone, tablet) uit te voeren.

Op administratief gebied zijn er volgende mogelijkheden:

– respondenten automatisch toewijzen aan onderzoeken, respondenten (gerandomiseerd) spreiden over de bevragingsperiode, startdagen toewijzen, …

– respondenten in real time monitoren en opvolgen doorheen hun onderzoek via notificaties op het scherm en/of via geautomatiseerde e-mails en/of tekstberichten

– input van respondenten onmiddellijk opslaan, wat de informatie in vervolgvragen bruikbaar maakt.

– veldwerk opvolgen via een dashboard.

– een longitudinaal onderzoeksopzet opvolgen en een gedragspanel benutten.

– onderzoeken aanbieden in verschillende talen.

Zo slaagt MOTUS erin om aan een zeer lage kost contextrijke gedragsinformatie te verzamelen. Bovendien op maat van elke onderzoeksvraag en binnen elke doelgroep.

MOTUS verzamelt contextrijke gedragsinformatie aan een zeer lage kost.


MOTUS als een betrouwbaar en valide onderzoeksplatform

Sneller en goedkoper inzichten verwerven in de gedragspatronen van mensen en doelgroepen was het uitgangspunt. Niet enkel door de traditionele dagboekmethode te vertalen naar een online methode maar ook door de methode te versterken met een modulaire aanpak.

Het eerste bewijs leverde MOTUS-softwareplatform tijdens de dataverzameling bij 3.260 Vlamingen.

Elke respondent:

  • vulde een socio-demografische voorvragenlijst in
  • hield gedurende 7 opeenvolgende dagen zijn tijdsbesteding bij, en
  • vulde ter afronding een navragenlijst in.

De dataverzameling vond plaats tussen januari en december 2013. Op hetzelfde moment voerde de AD Statistiek van de FOD Economie ook een dagboekonderzoek uit via de traditionele papier-en-pen methode, conform de EUROSTAT-richtlijnen en dat voor één weekdag en één weekenddag.

Een vergelijkende studie toont aan dat MOTUS de algemene gedragspatronen minstens op een even valide manier vat, maar tegelijk wel beter de verplaatsingen en het mediagebruik vat. Door de online dataverzameling slaagt MOTUS er bovendien in om meer context rondom het gedrag te verzamelen. Sneller, en tegen een veel lagere kost.

Bewoner-huis interactie voor en na renovatie

Ons huis: 5 kenmerken

Meer dan 90% van onze tijd spenderen we binnenskamers, een groot deel daarvan in onze eigen woning. Studies tonen aan dat de technische staat van de woning de fysieke en mentale gezondheid van haar bewoners beïnvloedt.

Veelal krijgt een gezond huis 5 kenmerken:

  • goede slaapconditie
  • comfortabele binnenhuistemperatuur
  • verse lucht
  • voldoende daglicht
  • een goede luchtvochtigheid

Renovatie: nodig maar niet eenvoudig

Renovatie van huizen is voor Europa een belangrijk speerpunt in energie-efficiëntie. Naar schatting zullen 9 op 10 woningen van vandaag ook in 2050 nog bewoond zijn. Ongeveer 3/4de van deze huizen is echter niet energie-efficiënt en scoort een onvoldoende op minstens 1 van de bovenstaande 5 kenmerken. Dikwijls zelfs op meerdere punten tegelijkertijd. Niettemin aarzelen veel huiseigenaars om deze renovatie te ondernemen, omwille van een gebrek aan kennis en aan budget.

Betaalbare renovatie in sociale huisvesting

Hoe kunnen we ervoor zorgen dat meer huizen gerenoveerd worden? Vroeg VELUX zich af ging ermee aan de slag in Anderlecht (België), in de arbeiderswijk Goede lucht.  Het project pakte een huis aan met een bouwjaar uit de jaren 70. De nood aan structurele renovatie is er hoog. De meeste bewoners zijn huurders via de Sociale Huisvestingsmaatschappij ‘Anderlechtse Haard’, dat de gebouwen bezit.

VELUX stippelde in deze context een betaalbaar renovatieconcept uit, waarbij automatische sturing een sleutelrol speelt: RenovActive.

Van prototype naar stereotype

Een deel van de betaalbaarheid van dit renovatieproject zit in de repliceerbaarheid van de renovatieprincipes. Zo kon de eerste gerenoveerde woning een blauwdruk worden voor 86 gelijkaardige renovatieprojecten in de buurt. RenovActive evolueert dus van prototype naar stereotype: miljoenen huizen van sociale huisvestingsmaatschappijen in Europa kunnen deze renovatieprincipes benutten.

Ok! maar wat verandert er nu écht voor de bewoner?

Elke architect en producent argumenteert vanuit het potentieel van zijn realisatie/product. Het zou dus wel eens kunnen dat het effect van de renovatie op de manier waarop bewoners hun huis effectief gebruiken verschilt van de initiële theoretische inschatting.

Een gebruikersanalyse van de bewoners geeft ons inzicht in de vraag: ’hoe hebben verschillende renovatie-aspecten een invloed op de bewoner-huis interactie’.


Mix van methoden

Onderliggend aan de algemene onderzoeksvraag willen we kennis verzamelen over de 4 dimensies van de bewoners-huis interactie:

  • Algemeen welzijn
  • Tevredenheid met het huis
  • Gezondheidsperceptie
  • Gedragspatronen

Voor dit project zet hbits in op een combinatie van verschillende methoden van dataverzameling. Er wordt gebruik gemaakt van (online) vragenlijsten, individuele gesprekken en groepsgesprekken en van de MOTUS-app om het gebruikersgedrag in kaart te brengen.

De bewoners gebruiken de MOTUS-app om hun gedragingen te registreren en contextvragen te beantwoorden. De gedragingen gaan enerzijds over het gebruik/toepassing van technische renovaties (bv. centrale verluchting, centrale verwarming, openen van een raam/deur) en anderzijds over dagelijkse bezigheden (arbeid, huishoudelijk werk, vrije tijd, slapen, …) thuis/elders, alleen of met anderen.

De MOTUS-app zal ook gebruikt worden als intermediate om technische indicatoren (zoals warmteverbruik) aan de bewoners te communiceren en hierover extra vragen te stellen. We koppelen dus de technische input met de sociologische input.


Vergelijking voor en na

Alle gezinsleden van deelnemende gezinnen krijgen de vraag om gedurende verschillende perioden doorheen het RenovActive-project deel te nemen aan de screening. De screening start met een t-1 meting in hun oude, niet gerenoveerde huis en dus voordat ze verhuizen naar hun nieuw gerenoveerde woning. Kort na het betrekken van de nieuwe woning volgt er een t0 meting. Vervolgens worden over een periode van 2 jaar nog 7 metingen uitgevoerd om de evoluties in het gedrag en opinies te vatten. Hiermee vlakken we ook seizoensvariaties uit.

De studie startte in 2016 en eindigt in 2018/19.

Taakbelasting universiteitsdocenten in VS accuraat in beeld

Het ADVANCE-programma in de VS

Het ADVANCE-programma wil de taakbelasting van universitaire docenten in de verschillende faculteiten in kaart brengen. Het loopt over een periode van 5 jaar: van 2015 tot 2020. De doelstelling: een beeld krijgen van de problemen en obstakels voor een universitair docent die zijn beroep uitoefent.


Een accurate screening als voorwaarde voor besluitvorming

Docenten verdelen hun tijd tussen les geven, dienst verlenen en onderzoek uitvoeren. Hoé ze dat doen, is een omstreden thema.

Tot voor kort verliep de discussie over hun taakbelasting op basis van gegevens, verzameld via vragenlijsten. Er was echter nood aan een accuratere en genuanceerdere manier op de tijdsbesteding van docenten in beeld te brengen.

Een studie met het MOTUS-softwareplatform bracht de oplossing. Want MOTUS kijkt verder dan de duur van elke activiteit: ook timing, tempo en sequentie van de arbeidstaken worden meegenomen.

MOTUS kijkt verder dan de duur van elke activiteit: ook timing, tempo en sequentie van de arbeidstaken worden meegenomen.


Populatie en methode

Docenten van de ‘Big 10’ universiteiten van de VS vormen de beoogde populatie van dit onderzoek. Het gaat over ongeveer 9.000 docenten van in totaal 14 faculteiten, van sociale wetenschappen tot fysica en wiskunde. Zij kregen de uitnodiging om retrospectief hun arbeidstaken te registreren gedurende 24 uren (4 am – 4 am). De lijst van arbeidsactiviteiten kwam tot stand in overleg met de University of Maryland en Prof. dr. Liana Sayer.

Het onderzoeksopzet deelde de 9.000 docenten op in 6 groepen. Elke groep werd toegewezen aan ofwel een dinsdag ofwel een woensdag.

Het veldwerk werd gespreid over 3 weken in februari-maart 2016. Het MOTUS-softwareplatform nodigde elke docent automatisch op het juiste moment uit om zijn tijdsbesteding te registreren. Indien nodig kregen de docenten tot maximaal 2 herinneringen, telkens exact één week na de vorige uitnodiging/herinnering. Ook dat gebeurde automatisch.


Collect & repeat

Momenteel krijgen individuele docenten begeleiding op basis van de verworven data. De coördinatoren van de respectievelijke faculteiten en universiteiten kunnen dankzij de data strategische keuzes maken binnen hun instellingen en discipline.

Ook de hogescholen in de VS zullen in 2017 met dit opzet werken.

Studietijd: wie studeert wat, hoeveel, wanneer en waarom?

Een betere toekomstige organisatie van de studieprogramma’s

Een studieprogramma is een combinatie van de inhoud van vakken met het aantal toegekende studiepunten per vak. Een opleidingsjaar bestaat ui gemiddeld 60 studiepunten, of omgerekend 1.800 studie-uren. Ofwel de arbeidsuren van een voltijdse werknemer.

Hoe hoger het aantal studiepunten van een vak, hoe meer tijd een student er zou moeten in investeren. Er is echter een groot verschil tussen de begrote studietijd en de feitelijke studietijd. De vraag is dus of de huidige inschatting per studierichting ook een realistische inschatting is. Een accurate tijdsinschatting kan bijdragen tot een betere organisatie van de studieprogramma’s.

Maar voor een student is een correcte inschatting moeilijk. Er zijn immers lessen, blokweken en examenweken. Er is ook nog verplichte aanwezigheid, groepswerk en zelfstudie.


Een veranderende omgeving door het flexibiliseringsdecreet

Een éénduidig traject voor een grote groep van studenten is niet meer aan de orde omwille van een aantal factoren:

  • studenten kunnen hun eigen studeertraject vormgeven en dus vakken volgen binnen verschillende faculteiten en disciplines;
  • nieuwe doelgroepen kunnen instromen via deeltijdse trajecten, schakelprograms’s, voorbereidingstrajecten voor studenten met een zwakke vooropleiding voor een bepaald vak;
  • studenten met een bijzondere achtergrond (internationaal, werkstudenten, …) kunnen zelfgekozen vakken volgen.

Een retrospectieve kalenderregistratie

Een flexibele omgeving vergt een flexibel onderzoeksopzet dat inzichten schept in de vragen wie hoeveel, op welke momenten, voor welke vakken studeert of lessen volgt.

Om hier een antwoord op te vinden kregen studenten:

  • een vragenlijst die het studietraject van de student in beeld brengt en informeert over de studeerbaarheid en studiebelemmerende factoren;
  • de vraag om hun studietijd van de voorbije week (7 dagen) via een studiekalender te registreren en dit per vak van hun studietraject;
  • bijkomende contextvragen, afhankelijk van het vak en de activiteit (les, studie, examen, …);
  • een afsluitende vragenlijst die meer inzichten geeft in de registratieweek, betreffende studiedruk en planning voor de toekomst.

Een flexibel studieprogramma vergt een flexibel onderzoeksopzet voor inzicht in wie hoeveel, op welke momenten, voor welke vakken studeert of lessen volgt.

Het onderzoek vroeg de studenten via het MOTUS-softwareplatform zowel in het eerste als in het tweede semester deel te nemen aan het onderzoek. Dit gebeurde zowel tijdens een lesweek als tijdens een blok- en examenweek. De inleidende vragenlijst werd niet meer voorgelegd na de eerste bevraging.


Een meerwaarde voor universiteit, student én docent

De resultaten situeren zich op verschillende niveaus:

  • de universiteit en het departement Onderwijsbeleid slagen erin om de studielast en dus studiepunten per vak beter in te schatten en mogelijke problemen op te sporen;
  • de studenten krijgen een individueel overzicht van hun studietijd die als zinvolle basis kan dienen bij studietrajectbegeleiding;
  • de docenten krijgen waardevolle informatie over hoe hun studenten hun vak evalueren en hoe/wanneer studenten voor hun vak tijd investeren.

Deze studietijdmeting wordt jaarlijks vernieuwd om evoluties op te sporen en het beleid aan te passen.