Oplossing Tag: Longitudinaal

BEHAVE: opbouw van een gedragspanel via MOTUS

Achtergrond

Online panels in de wetenschap zijn onvermijdelijk

De mening van het individu staat centraal in het beter begrijpen van de noden en gedragingen van klanten, gebruikers van diensten en medewerkers. Deze kracht van meningen wordt steeds belangrijker binnen marktonderzoek. Dankzij het internet kunnen deze meningen ook steeds sneller en goedkoper worden verzameld, waardoor online panels een onvermijdelijke factor zijn geworden in het verzamelen van deze marktgeoriënteerde data (zie ook de regulering ISO26362). Snel beschikbare en goedkope(re) data leidt ook steeds vaker tot het gebruik van online panels voor wetenschappelijke doeleinden.


Hoe betrouwbaar en valide zijn online panels?

Panelbedrijven pakken vaak uit met de omvang van hun panel en de subpopulaties die hiervan deel uitmaken. Deze twee aspecten ondersteunen hun uiteindelijke dienstverlening: het beschikbaar maken van een representatief staal van de bevolking of van de groep waarover de klant de mening wenst te kennen.

Anderzijds geven panelbedrijven slechts zeer beperkt informatie over de manier waarop panelleden worden geworven, of hoe ze toetraden tot het panel. Deze informatie is echter essentieel voor de berekening van de (non-)responsgraad en om uitspraken op bevolkings- of groepsniveau te kunnen doen. Informatie over hoe vaak panelleden worden uitgenodigd, hoeveel keer ze succesvol hebben deelgenomen en wat de kwaliteit van hun antwoorden is, ontbreekt doorgaans ook.

Een eerste voorwaarde om te komen tot betrouwbare en valide resultaten is een toevallige steekproef (bv. een trekking op het rijksregister) die de representativiteit van het panel verhoogt en statistische uitspraken over de populatie ondersteunt. Tegelijkertijd zullen alle stappen in de opbouw en beheer van het panel gedocumenteerd worden.


Internationale voorbeelden van academische panels

Europa kent een aantal voorbeelden van respondentenpanels die volgens academische principes beheerd worden, voorbeelden zijn:

  • LISS panel – Langlopende Internet Studies voor de Sociale wetenschappen – Nederland
  • GESIS panel – Leibniz-Institute für Sozialwissenschaften – Duitsland
  • ELIPSS panel – Étude Longitudinale par Internet Pour les Sciences Sociales – Frankrijk

Ook buiten Europa zijn er een aantal toonaangevende voorbeelden:

  • HILDA panel – Household, Income and Labour Dynamics in Australia – Australië
  • ALP panel – American Life Panel – Amerika
  • UAS panel – Understanding America Study – Amerika

Het valt op dat de meeste panels georiënteerd zijn op de sociale wetenschappen en op het individu. Het HILDA-panel is hierop een uitzondering door de focus te verleggen naar het huishouden en de meer economische inslag.


Het project BEHAVE

Het opzet en doelstellingen

Het project BEHAVE combineert de noodzaak voor een academisch georiënteerd respondentenpanel met een focus op het in kaart brengen van gedragspatronen over een langere periode. Gedragsgegevens zullen worden verzameld via het MOTUS softwareplatform zowel op een actieve als op een passieve wijze. Het project betrekt daarbij interdisciplinaire partners, die zich samen de volgende doelen stellen:

  • Het samenstellen van een respondentenpanel in België volgens academische principes van betrouwbaarheid en validiteit;
  • Het respondentenpanel linken aan MOTUS als beheersplatform om respondenten op te volgen en onderzoeken te coördineren;
  • De bestaande methodes van actieve registratie (via medewerking van respondent) uitbreiden met passieve registratie (via wearables, sensoren en databanken gelinkt met MOTUS);
  • Focussen op een longitudinaal, multidisciplinair en open dataverzamelingsstrategie.

Deze doelstellingen samen maakt van BE-HAVE een uniek project.


De werkwijze

Het BE-HAVE project werkt met drie soorten partner. Centraal staat een multidisciplinair wetenschapsteam aan de VUB, bestaande uit academici van de faculteit Sociale Wetenschappen & Solvay Business Schools, de faculteit Ingenieurswetenschappen, de faculteit Geneeskunde en Farmacie en de faculteit Lichamelijke opvoeding & Kinesitherapie. Daarnaast loopt er een open call voor deelname van andere wetenschapsinstellingen. Tot slot kunnen ook derde partijen deelnemen. Het betreft hier bijvoorbeeld beleidsinstellingen, middenveldorganisaties, vzw’s, ondernemingen, etc. Op dit moment hebben in totaal 23 instellingen hun interesse getoond, waaronder STATBEL (het Belgisch bureau voor de statistiek).

“De onderzoekswereld heeft nood aan een academisch panel om betrouwbare en valide meningen van mensen te kunnen vertolken. Dit geldt zowel voor wetenschappelijk als voor marktonderzoek.”

De academische principes van validiteit en betrouwbaarheid zijn prioritair bij de oprichting van BE-HAVE, net als de bewaking van de privacy van de panelleden.


Het doel: minstens 5.000 tot 10.000 panelleden

Het project heeft als doelstelling om in eerste fase via een toevallige steekproef 5.000 respondenten samen te brengen in het gedragspanel. Gedragsonderzoek vraagt een veel grotere belasting of inspanning van respondenten dan opinieonderzoek. Dit betekent dat onderzoeken met een grote omvang slechts om de paar maanden kunnen worden georganiseerd. Dit kan aangevuld worden met (andere) kleinere opdrachten. In een verdere fase van het panel wordt een doorgroei naar 10.000 respondenten beoogt. Ook kan dit op termijn toenemen wanneer meer instellingen zich aansluiten bij het project.


Meer weten?

Het project start in oktober 2018 en loopt 4 jaren. Wie meer wil weten over het project, en over de mogelijkheden om zich aan te sluiten kan contact opnemen met Joeri Minnen.

Impact van een 30-uren werkweek op de levenskwaliteit

Opnieuw oplevende debatten

Het debat over arbeidsduurvermindering komt opnieuw op. Onderzoekers, vakbonden en zelfs politieke partijen zien meer en meer de voordelen in zo’n vermindering van werkuren. In de loop van de 20ste eeuw daalt het aantal uren dat er werd gewerkt gestaag, onder meer dankzij allerlei technologische vernieuwingen. Deze daling is echter afgenomen of zelfs omgekeerd  in de laatste decennia. Enkele landen zien hun werkuren terug stijgen. Een werkweek van 30 uren (in plaats van 38 uren) wordt vaak bepleit, met argumenten die betrekking hebben op het persoonlijke, huishoudelijke, maatschappelijke en economische.


Buitenlandse experimenten

Het debat dat in België gevoerd wordt, is gelijkaardig aan dat in andere landen. In enkele Scandinavische landen hebben verschillende organisaties bijvoorbeeld experimenten met een 30-urenwerkweek op poten gezet.

Het bekendste experiment is dat van een bejaardentehuis in Svartedalen in Zweden. Het verplegend personeel werkte er tussen februari 2015 en december 2016 maar 6 uur per dag werken gedurende vijf werkdagen. Om het verlies in uren op te vangen, werden 15 extra FTE aangenomen. Er werden in dit experiment ook twee controlegroepen gebruikt. De bevindingen van de kortere werkweek waren de volgende:

  • [Persoonlijk] De verminderde werkuren hadden een positieve invloed op de gezondheid van de werknemers
  • [Klant] De kwaliteit van de dienstverlening verbeterde
  • [Maatschappelijk] De vermindering in uren creëerde meer jobs
  • [Economisch] De financiële kosten stegen

Femma vzw

Het hoofdkantoor van Femma vzw bevindt zich in Schaarbeek (Brussel) en stelt 62 vrouwen en één man te werk. De meeste werknemers werken fulltime en zijn hoger opgeleid. In 2016 startte Femma met het opstellen van strategieën voor een betere balans tussen werk en privéleven.

Naast het opstarten van een experiment in België, wil Femma als vrouwenorganisatie aantonen hoe een vermindering van zes werkuren een positieve impact kan hebben op de combinatie tussen werk en gezin. Met dit experiment komt Femma niet enkele tegemoet aan hun eigen doelstelling, maar hopen zij ook het maatschappelijk debat over arbeidsduurvermindering en de positieve gevolgen ervan verder aan te wakkeren. Daarnaast is collectieve arbeidsduurvermindering reeds sinds de jaren ’70 een feministische eis, aangezien dit moet bijdragen aan een gelijkere verdeling van betaald en onbetaald werk tussen vrouwen en mannen.


Actieonderzoek

In 2019 zal het actieonderzoek van start gaan. Femma werknemers stappen dan in een 30-urenwerkweek. Gedurende deze periode van een jaar zullen zij 6 uur per week minder werken, terwijl hun lonen onveranderd blijven.

Neem een kijkje naar de projectposter van Femma

Het doel van dit actieonderzoek is het opbouwen van praktische kennis over hoe een 30-urenwerkweek bijdraagt aan de combinatie werk-gezin. Niet enkel de werknemers, maar ook hun inwonende partners zullen hierbij betrokken worden. Deelnemers moeten tweemaal per jaar telkens twee vragenlijsten en ook twee keer een tijdsregistratie behouden (van telkens één week) via MOTUS.

“MOTUS vat activiteiten die zowel betrekking hebben op het privéleven als op werkaangelegenheden. Op deze manier kunnen we de uitwisseling tussen deze levenssferen bestuderen.”

In 2018 vindt er reeds een vooronderzoek plaats en in 2020 zal er een nameting plaatsvinden. Op deze manier worden er inzichten bekomen over de impact van verschillende werktijden op de balans tussen werk en gezin.


Doel van Femma

Naast een bijdrage aan het maatschappelijke debat, hoopt Femma met deze real-life case inzicht te geven in wat voor kosten en baten er komen kijken bij deze omschakeling. We verwachten waardevolle nieuwe informatie te bekomen m.b.t. absenteïsme, levensstandaarden, de verdeling van huishoudelijk werk en levensvreugde.

Prio-climate

Renovaties in sociale huisvesting

Het verbeteren van EPC-waarden en de luchtkwaliteit binnenshuis staat bovenaan de lijst met prioriteiten die de EU opstelt m.b.t. het renoveren van woningen.

Mediacampagnes en subsidies moeten de eigenaars van private woningen er van overtuigen om in deze zaken te investeren. Gezamenlijke actie moet leiden tot een volledig gerenoveerd gebouwenbestand tegen 2050.

Het is echter ook zo dat een aanzienlijke groep mensen niet de eigenaar zijn van het huis waar ze in wonen. Deze woningen worden daarom minder vaak gerenoveerd, wat maakt dat de bewoners de financiële (wegens lagere EPC-waarden) en gezondheidsgevolgen (t.g.v. slechtere luchtkwaliteits binnenshuis) dragen. Dit gaat zeker op voor families die er niet in slagen om tegemoet te komen aan de huurprijs van een huis of appartement en daarom rekenen op sociale huisvesting. Deze woningen zijn vaak niet aangepast aan hedendaagse energie- en levensstandaarden.


Foyer Anderlechtois

Een goed voorbeeld in België is de sociale huisvestingmaatschappij Anderlechtse Haard, die veel huizen met een suboptimale levensstandaard in hun gebouwenbestand heeft. Zij beheren ongeveer 3.700 appartementen en huizen in Anderlecht, waarvan zo’n 500 huizen zich in de ‘Bon Air’ wijk bevinden.


Actieplan

Anderlechtse Haard wil 86 huizen in de ‘Bon Air’ wijk renoveren tussen 2018 en 2020, waarbij de nadruk moet liggen op modernisatie, isolatie en ventilatie. Vanwege budgettaire beperkingen dienen er echter keuzes te moeten worden gemaakt, waardoor investeringen voor betere ventilatie veelal op het achterplan verdwijnen (bijvoorbeeld omdat isolatie prioriteit krijgt). Nochtans is goede ventilatie een voorwaarde voor een goede luchtkwaliteit binnenshuis en bijgevolg een gezond leven.

Goede ventilatie wordt sneller bereikt wanneer een type D hybride ventilatiesysteem wordt geïmplenteerd, waarbij ramen automatisch worden geopend en gesloten op basis van informatie die verzameld wordt door sensoren in de woning. Er kan ook geopteerd worden voor een type C ventilatiesysteem met permanente ventilatiegaten.


Leeflab

In dit project worden meerdere huizen voorzien van verschillende ventilatiesystemen (die variëren in gebruiksvriendelijkheid en kostprijs). Dit brengt ons tot drie onderzoeksvragen:

  • Welke invloed hebben andere aspecten van een renovatie op de noodzaak voor goede ventilatie en de doeltreffendheid van verschillende systemen?
  • Hoe maken bewoners gebruik van het ventilatiesysteem in een realistische omgeving?
  • Hoe tevreden zijn de bewoners met de verschillende ventilatiesystemen?

“Zowel het dagelijkse gebruik, als de beoordeling, van het ventilatiesysteem door de bewoners zijn essentieel om te komen tot een geïnformeerde keuze voor een bepaald ventilatiesysteem. MOTUS kan ons inzicht verschaffen in beide.”


Naar een toepassing op grotere schaal

Ongeveer 30 huishoudens zullen gedurende één jaar worden gevolgd. Tijdens deze periode dienen de bewoners hun gedrag te registeren en (contextafhankelijke) vragen te beantwoorden over de luchtkwaliteit (bijvoorbeeld ’s nachts) en over hun interacties met de technische apparten in het huis (het openen of sluiten van ramen, het aan- of uitzetten van het ventilatiesysteem, etc.). Tegelijkertijd gebeuren er ook technische metingen die informatie verzamelen, onder meer over de temperatuur, CO2 niveaus, stofdeeltjes, etc.

Beide datastromen moeten tot een uitgebalanceerd renovatieconcept leiden dat een goede ventilatie verzekert en ook betaalbaar, herhaalbaar en aanvaardbaar (voor de bewoners van de sociale woning) is.