Oplossing Tag: Context

SOURCE TM

Achtergrond

In 2017 is EUROSTAT gestart met een moderniseringstraject voor de bevraging van Sociale Statistieken (ESS – European Social Statistics). Hiermee bouwt het verder op het Wiesbaden Memorandum uit 2011 dat onder meer streeft naar betere informatie over de tijds- en consumptiepatronen van huishoudens. Concreet gaat het over de studies TUS (Time Use Survey) en HBS (Household Budget Survey).


Het project

Tegen deze achtergrond ontstond het SOURCE TM-project. SOURCE-TM staat voor Software OUtreach and Redefinition to Colect E-data Through MOTUS. De centrale doelstelling van dit project is om tijdsgegevens op een vergelijkbare manier te verzamelen binnen Europa. Naast de Onderzoeksgroep TOR zijn daarom zowel STATBEL (het statistisch bureau van de Belgische overheid) als DESTATIS (het statistisch bureau van de Duitse overheid) betrokken. Binnen dit project zullen zij hun kennis omtrent het MOTUS-software platform uitbouwen, met een focus op de manier waarop het gedrag verzameld wordt via de MOTUS-applicatie die zowel online als offline beschikbaar is.


De uitdagingen

De grootste uitdaging voor het Europees moderniseringstraject voor de bevraging van Sociale Statistieken is om niet enkel vergelijkbaarheid na te streven maar tevens oog te hebben voor de specifieke interesses (bv. in termen van vragenlijsten of activiteiten) of wensen en bezorgdheden (bv. in termen van instroom van respondenten of lengte van de bevraging) van de individuele landen. Het softwareplatform MOTUS gaat deze uitdaging aan omdat:

  • MOTUS erop ingericht om alle onderzoekscomponenten (vragenlijsten, dagboek, context), net als de communicatie naar de respondenten kunnen worden vormgegeven binnen één programma (i.e. vergelijkbaarheid); en
  • MOTUS tevens in staat is binnen dit programma elke aan elke onderzoekscomponent unieke context elementen toe te voegen (i.e. landen-specifieke interesses/wensen).

De zoektocht naar een goede configuraties van MOTUS bestaat uit twee testfasen:

  • Het vormgeven van een prototype van een e-TUS (online tijdbestedingsonderzoek) dat beoordeeld kan worden door een grote groep wetenschappers en vertegenwoordigers binnen de Werkgroep TUS van EUROSTAT.
  • Een niet-representatieve groep van respondenten gevraagd om gedurende twee dagen (één weekdag, één weekenddag) hun tijdsregistratie bij te houden.

“Vergelijkbaarheid en maatwerk zijn twee belangrijke voorwaarden om het Europees moderniseringstraject voor de bevraging van Sociale Statistieken te doen slagen. Beide elementen liggen aan de basis van MOTUS.”

Zowel TUS als HBS zijn gebaseerd op dagboekregistratie: TUS voor tijdsbesteding, en HBS voor consumptiebestedingen. Logischerwijze volgde vanuit STATBEL en DESTATIS de vraag wat het vergt om MOTUS ook voor HBS-doeleinden te gebruiken. Aangezien de programmering van MOTUS dergelijke aanpassing toelaat, is deze vraag als extra onderzoekslijn ingeschreven in het project.


Het doel

Indien het project, dat start in januari 2019 en loopt tot en met februari 2020, slaagt, is het uiteindelijke doel om MOTUS als methode voor online tijdbestedingsonderzoek (e-TUS) en online huishoudbudget onderzoek (e-HBS) op te nemen in de CSPA-catalogus. CSPA staat voor Common Statistical Production Architecture en beschrijft de standaarden en principes die gelden voor de productie van nationale statistieken om zo tot beter vergelijkbare resultaten te komen.

BEHAVE: opbouw van een gedragspanel via MOTUS

Achtergrond

Online panels in de wetenschap zijn onvermijdelijk

De mening van het individu staat centraal in het beter begrijpen van de noden en gedragingen van klanten, gebruikers van diensten en medewerkers. Deze kracht van meningen wordt steeds belangrijker binnen marktonderzoek. Dankzij het internet kunnen deze meningen ook steeds sneller en goedkoper worden verzameld, waardoor online panels een onvermijdelijke factor zijn geworden in het verzamelen van deze marktgeoriënteerde data (zie ook de regulering ISO26362). Snel beschikbare en goedkope(re) data leidt ook steeds vaker tot het gebruik van online panels voor wetenschappelijke doeleinden.


Hoe betrouwbaar en valide zijn online panels?

Panelbedrijven pakken vaak uit met de omvang van hun panel en de subpopulaties die hiervan deel uitmaken. Deze twee aspecten ondersteunen hun uiteindelijke dienstverlening: het beschikbaar maken van een representatief staal van de bevolking of van de groep waarover de klant de mening wenst te kennen.

Anderzijds geven panelbedrijven slechts zeer beperkt informatie over de manier waarop panelleden worden geworven, of hoe ze toetraden tot het panel. Deze informatie is echter essentieel voor de berekening van de (non-)responsgraad en om uitspraken op bevolkings- of groepsniveau te kunnen doen. Informatie over hoe vaak panelleden worden uitgenodigd, hoeveel keer ze succesvol hebben deelgenomen en wat de kwaliteit van hun antwoorden is, ontbreekt doorgaans ook.

Een eerste voorwaarde om te komen tot betrouwbare en valide resultaten is een toevallige steekproef (bv. een trekking op het rijksregister) die de representativiteit van het panel verhoogt en statistische uitspraken over de populatie ondersteunt. Tegelijkertijd zullen alle stappen in de opbouw en beheer van het panel gedocumenteerd worden.


Internationale voorbeelden van academische panels

Europa kent een aantal voorbeelden van respondentenpanels die volgens academische principes beheerd worden, voorbeelden zijn:

  • LISS panel – Langlopende Internet Studies voor de Sociale wetenschappen – Nederland
  • GESIS panel – Leibniz-Institute für Sozialwissenschaften – Duitsland
  • ELIPSS panel – Étude Longitudinale par Internet Pour les Sciences Sociales – Frankrijk

Ook buiten Europa zijn er een aantal toonaangevende voorbeelden:

  • HILDA panel – Household, Income and Labour Dynamics in Australia – Australië
  • ALP panel – American Life Panel – Amerika
  • UAS panel – Understanding America Study – Amerika

Het valt op dat de meeste panels georiënteerd zijn op de sociale wetenschappen en op het individu. Het HILDA-panel is hierop een uitzondering door de focus te verleggen naar het huishouden en de meer economische inslag.


Het project BEHAVE

Het opzet en doelstellingen

Het project BEHAVE combineert de noodzaak voor een academisch georiënteerd respondentenpanel met een focus op het in kaart brengen van gedragspatronen over een langere periode. Gedragsgegevens zullen worden verzameld via het MOTUS softwareplatform zowel op een actieve als op een passieve wijze. Het project betrekt daarbij interdisciplinaire partners, die zich samen de volgende doelen stellen:

  • Het samenstellen van een respondentenpanel in België volgens academische principes van betrouwbaarheid en validiteit;
  • Het respondentenpanel linken aan MOTUS als beheersplatform om respondenten op te volgen en onderzoeken te coördineren;
  • De bestaande methodes van actieve registratie (via medewerking van respondent) uitbreiden met passieve registratie (via wearables, sensoren en databanken gelinkt met MOTUS);
  • Focussen op een longitudinaal, multidisciplinair en open dataverzamelingsstrategie.

Deze doelstellingen samen maakt van BE-HAVE een uniek project.


De werkwijze

Het BE-HAVE project werkt met drie soorten partner. Centraal staat een multidisciplinair wetenschapsteam aan de VUB, bestaande uit academici van de faculteit Sociale Wetenschappen & Solvay Business Schools, de faculteit Ingenieurswetenschappen, de faculteit Geneeskunde en Farmacie en de faculteit Lichamelijke opvoeding & Kinesitherapie. Daarnaast loopt er een open call voor deelname van andere wetenschapsinstellingen. Tot slot kunnen ook derde partijen deelnemen. Het betreft hier bijvoorbeeld beleidsinstellingen, middenveldorganisaties, vzw’s, ondernemingen, etc. Op dit moment hebben in totaal 23 instellingen hun interesse getoond, waaronder STATBEL (het Belgisch bureau voor de statistiek).

“De onderzoekswereld heeft nood aan een academisch panel om betrouwbare en valide meningen van mensen te kunnen vertolken. Dit geldt zowel voor wetenschappelijk als voor marktonderzoek.”

De academische principes van validiteit en betrouwbaarheid zijn prioritair bij de oprichting van BE-HAVE, net als de bewaking van de privacy van de panelleden.


Het doel: minstens 5.000 tot 10.000 panelleden

Het project heeft als doelstelling om in eerste fase via een toevallige steekproef 5.000 respondenten samen te brengen in het gedragspanel. Gedragsonderzoek vraagt een veel grotere belasting of inspanning van respondenten dan opinieonderzoek. Dit betekent dat onderzoeken met een grote omvang slechts om de paar maanden kunnen worden georganiseerd. Dit kan aangevuld worden met (andere) kleinere opdrachten. In een verdere fase van het panel wordt een doorgroei naar 10.000 respondenten beoogt. Ook kan dit op termijn toenemen wanneer meer instellingen zich aansluiten bij het project.


Meer weten?

Het project start in oktober 2018 en loopt 4 jaren. Wie meer wil weten over het project, en over de mogelijkheden om zich aan te sluiten kan contact opnemen met Joeri Minnen.

Voetgangerszone en het dagelijks leven in Brussel

Achtergrond: een voetgangerszone in Brussel

Om op een prangende vraag vanuit de gemeenschap tegemoet te komen, breidde Brussel op 29 juni 2015 zijn voetgangerszone uit. De situeert zich rond de Anspachlaan en de Grote Markt (de groene zone op de figuur). Ondanks de bestuurlijke implementatie kunnen we nog niet spreken over een werkelijk functionele zone. Verschillende werken zijn nog bezig om alle ontwikkelde zones met elkaar aan te sluiten. Een voorbeeld zijn de werken aan de zone Fontainais. Verwacht wordt dat einde 2018 de volledige zone functioneel is. Dat is ook het startschot van dit project.


Het project: gebruik van de voetgangerszone

Het doel van het onderzoek is om de impact van de voetgangerszone in het centrum van Brussel op de manier van leven te bestuderen. We wensen m.a.w. nagaan hoe deze autovrije zone de dagelijkse activiteiten van bewoners en omwonenden beïnvloedt en of het gebruik van deze zone een blijvende verandering van levensstijl teweegbrengt.

De centrale vragen van het project zijn: hoe en op welke manier wordt de voetgangerszone gebruikt? Welke rol speelt de voetgangerszone in het dagelijkse leven van de mensen? Hoe wordt het gebruik van de zone beleefd?


De uitdagingen: het meten van tijd én ruimte

Samen met het BSI – Brussels Studies Institute – en de ULB nemen de Onderzoeksgroep TOR en hbits deel aan het project. hbits is verantwoordelijk voor het in kaart brengen van de levensstijlen via MOTUS. Het is belangrijk om zowel tijd als ruimte in acht te nemen. De ruimte is hier enerzijds de zone zelf (eventueel opgedeeld in een aantal deelzones) en anderzijds de interactie met de ruimte buiten de zone. De interactie met de voetgangerszone (als ruimtelijke dimensie) toont zich dan in de vraag wanneer, hoe en met wie men gebruik maakt van de voetgangerszone en wat ze doen (komen ze om te winkelen, voor werk, kinderzorg, vrije tijd, etc.).?

Binnen dit project zal MOTUS gebruike maken van een API-locaties. Via deze API kunnen we niet alleen het traject volgen dat respondenten afleggen, maar is het ook mogelijk om specifieke vragen te stellen, onder meer aangaande de beleving van de voetgangerszone. Door de MOTUS-app te combineren met een API-locatie brengt hbits de temporele (i.e. wanneer, hoe lang, hoe vaak), de ruimtelijke (i.e. waar) en sociale (i.e wat en met wie) context van het gebruik van de voetgangerszone in kaart.

“Om de temporele, ruimtelijke en social context van het gebruik van de voetgangerszone te vatten, maakt de MOTUS-app gebruik van een API-locatie.”

 

Context in kaart gebracht: taakbelasting van leraren

Achtergrond

Het is de paradox van het beroep van leerkracht: een zware werkbelasting en hoge tijdsdruk versus de idee van korte werkdagen en veel vakantie. De discrepantie tussen wat leerkrachten zeggen te doen en het beeld van wat de samenleving denkt dat ze doen is hardnekkig. Ze nodigt uit tot discussies over het misverstaan van het beroep van leerkracht en de hoeveelheid niet-lesgebonden taken die leerkrachten op zich nemen, zowel in de samenleving als in de politiek.


De opdracht

Tegen de achtergrond van de politieke discussie over het beroep van leerkracht, besloot Vlaams minster van Onderwijs Hilde Crevits om een studie uit te voeren met als doelstelling om op objectieve wijze de werktijd en de werktaken van leerkrachten in het basis- en secundair onderwijs (inclusief het bijzonder onderwijs) in kaart te brengen. Daarbovenop moet informatie over de arbeidsomstandigheden waaronder leerkrachten hun job uitoefenen extra context bieden. Voor het verzamelen van context-rijke gedragsdata wordt het MOTUS softwareplatform gebruikt.

“MOTUS brengt de taakbelasting en context van het beroep van leerkracht in kaart: wat doen ze, hoeveel, wanneer, waar, met wie, met welke technologische ondersteuning, en met welke motivatie.”


Het project

Het project loopt van januari tot april 2018 en deelname bestaat uit zeven stappen:

  1. Aan elke leerkracht (ongeveer 155.000) in Vlaanderen wordt via een mediacampagne gevraagd om deel te nemen.
  2. Deelnemen vereist het registreren van een geldig e-mailadres op een informatieve website www.hetgrotetijdsonderzoek.be.
  3. MOTUS zendt een bevestigingsmail, samen met een gebruikersnaam en wachtwoord naar de leerkracht, met de vraag om een via www.motusresearch.io een profielvragenlijst in te vullen. Deze vragenlijst bevat een controle op de geldigheid van het stamboeknummer van de leerkracht.
  4. Op basis van de binnenkomende profielvragenlijsten worden de leerkrachten gespreid over de lengte van de veldwerkperiode.
  5. Leerkrachten worden gevraagd een voorvragenlijst in te vullen die peilt naar persoonlijke achtergrondgegevens en naar kenmerken op school- en klasniveau.
  6. Hierna starten leerkrachten met hun tijdsregistratie van 7 dagen.
  7. Om het onderzoek af te ronden vullen leerkrachten een navragenlijst in met vragen over de voorbije week (i.e. de week van hun tijdsregistratie).

De resultaten

Na de dataverzameling en voorbereiding van de databanken zullen verschillende rapporten bezorgd worden aan Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits en aan de begeleidende stuurgroep die bestaat uit de onderwijskoepels en de onderwijsbonden. Na de studie krijgen de leerkrachten een overzicht van hun eigen tijd en de mogelijkheid een vergelijking gemaakt met significante anderen met waarborging van de privacy van alle deelnemers.

Via deze link kan je de perspresentatie, de rapporten en de samenvatting van het project downloaden.

Impact van een 30-uren werkweek op de levenskwaliteit

Opnieuw oplevende debatten

Het debat over arbeidsduurvermindering komt opnieuw op. Onderzoekers, vakbonden en zelfs politieke partijen zien meer en meer de voordelen in zo’n vermindering van werkuren. In de loop van de 20ste eeuw daalt het aantal uren dat er werd gewerkt gestaag, onder meer dankzij allerlei technologische vernieuwingen. Deze daling is echter afgenomen of zelfs omgekeerd  in de laatste decennia. Enkele landen zien hun werkuren terug stijgen. Een werkweek van 30 uren (in plaats van 38 uren) wordt vaak bepleit, met argumenten die betrekking hebben op het persoonlijke, huishoudelijke, maatschappelijke en economische.


Buitenlandse experimenten

Het debat dat in België gevoerd wordt, is gelijkaardig aan dat in andere landen. In enkele Scandinavische landen hebben verschillende organisaties bijvoorbeeld experimenten met een 30-urenwerkweek op poten gezet.

Het bekendste experiment is dat van een bejaardentehuis in Svartedalen in Zweden. Het verplegend personeel werkte er tussen februari 2015 en december 2016 maar 6 uur per dag werken gedurende vijf werkdagen. Om het verlies in uren op te vangen, werden 15 extra FTE aangenomen. Er werden in dit experiment ook twee controlegroepen gebruikt. De bevindingen van de kortere werkweek waren de volgende:

  • [Persoonlijk] De verminderde werkuren hadden een positieve invloed op de gezondheid van de werknemers
  • [Klant] De kwaliteit van de dienstverlening verbeterde
  • [Maatschappelijk] De vermindering in uren creëerde meer jobs
  • [Economisch] De financiële kosten stegen

Femma vzw

Het hoofdkantoor van Femma vzw bevindt zich in Schaarbeek (Brussel) en stelt 62 vrouwen en één man te werk. De meeste werknemers werken fulltime en zijn hoger opgeleid. In 2016 startte Femma met het opstellen van strategieën voor een betere balans tussen werk en privéleven.

Naast het opstarten van een experiment in België, wil Femma als vrouwenorganisatie aantonen hoe een vermindering van zes werkuren een positieve impact kan hebben op de combinatie tussen werk en gezin. Met dit experiment komt Femma niet enkele tegemoet aan hun eigen doelstelling, maar hopen zij ook het maatschappelijk debat over arbeidsduurvermindering en de positieve gevolgen ervan verder aan te wakkeren. Daarnaast is collectieve arbeidsduurvermindering reeds sinds de jaren ’70 een feministische eis, aangezien dit moet bijdragen aan een gelijkere verdeling van betaald en onbetaald werk tussen vrouwen en mannen.


Actieonderzoek

In 2019 zal het actieonderzoek van start gaan. Femma werknemers stappen dan in een 30-urenwerkweek. Gedurende deze periode van een jaar zullen zij 6 uur per week minder werken, terwijl hun lonen onveranderd blijven.

Neem een kijkje naar de projectposter van Femma

Het doel van dit actieonderzoek is het opbouwen van praktische kennis over hoe een 30-urenwerkweek bijdraagt aan de combinatie werk-gezin. Niet enkel de werknemers, maar ook hun inwonende partners zullen hierbij betrokken worden. Deelnemers moeten tweemaal per jaar telkens twee vragenlijsten en ook twee keer een tijdsregistratie behouden (van telkens één week) via MOTUS.

“MOTUS vat activiteiten die zowel betrekking hebben op het privéleven als op werkaangelegenheden. Op deze manier kunnen we de uitwisseling tussen deze levenssferen bestuderen.”

In 2018 vindt er reeds een vooronderzoek plaats en in 2020 zal er een nameting plaatsvinden. Op deze manier worden er inzichten bekomen over de impact van verschillende werktijden op de balans tussen werk en gezin.


Doel van Femma

Naast een bijdrage aan het maatschappelijke debat, hoopt Femma met deze real-life case inzicht te geven in wat voor kosten en baten er komen kijken bij deze omschakeling. We verwachten waardevolle nieuwe informatie te bekomen m.b.t. absenteïsme, levensstandaarden, de verdeling van huishoudelijk werk en levensvreugde.

Nieuws diversiteit

Diversiteit en informatieve media

Mediadiversiteit neemt een belangrijke plaats in binnen een sterke democratie. Binnen dit project worden 3 dimensies van mediadiversiteit in kaart gebracht: (1) diversiteit in aanbod, (2) diversiteit in actoren, en (3) diversiteit in visies en standpunten.


Nieuwsdiversiteit in gevaar

Op dit moment overheerst het gevoel dat de diversiteit van nieuws onder druk staat. Om dit gevaar te benaderen vertrekt het project vanuit 3 aannames:

  • Er is momenteel een grotere diversiteit dan voorheen, mede ondersteunt door de toevoer van media via het internet.
  • Niet voor alle thema’s geldt er een toename in diversiteit. Voor meer politieke en sociaal gevoelige onderwerpen neemt de diversiteit van het aanbod af.
  • Het gebruik van media is meer en meer gesegmenteerd, wat als gevolg kan hebben dat op het individuele niveau de diversiteit juist zou kunnen gaan dalen.

Diversiteit van gebruik

Recente studies hebben een inzicht gegeven in hoe (en welke) platformen een rol spelen in de consumptie van media. Gegevens over wat mensen consumeren is eerder beperkt en niet coherent. Nochtans wordt het weergeven van de link tussen de gebruikerssegmenten (geslacht, leeftijd, opleiding, afkomst, beroep, …) en nieuwsinhoud steeds belangrijker.


Het nieuwsgebruik in beeld brengen is niet evident

De vooruitgang in mobiele toepassingen maakt dat gebruikers via verschillende toestellen media en nieuws kunnen consumeren. Hierdoor kunnen ze meerdere bronnen consulteren en toegang krijgen tot nieuwe informatie. Terwijl legt ook de situationele context om het nieuws te consumeren minder beperkingen op. Dit maakt het lastig om nieuwsgebruik in kaart te brengen. Een holistische aanpak die de media en het nieuws als onderdeel van ons dagelijks leven benadert, lijkt daarom aangewezen.

“MOTUS heeft de capaciteiten om op hetzelfde moment het repertoire van de gebruiker als ook de sociaal-ruimtelijke context van het nieuwsgebruik te vatten.”


Hoe?

Voor dit project zal hbits:

  1. Het mogelijk maken om de patronen van nieuwsgebruik in beeld te brengen voor 600 respondenten tussen 25 en 45 jaar oud, en dit voor 7 opeenvolgende dagen.
  2. Bijkomende opdrachten zullen aan de respondent via notificaties en de MOTUS-app worden aangeboden, bv. om een overzicht te geven van sociale mediapagina’s, meer inzicht te geven over de bron en de inhoud van de mediaboodschap, … maar we zullen ook peilen naar de houding tegenover diversiteit.
  3. Informatie aanreiken voor een focusgroep.

Taakbelasting universiteitsdocenten in VS accuraat in beeld

Het ADVANCE-programma in de VS

Het ADVANCE-programma wil de taakbelasting van universitaire docenten in de verschillende faculteiten in kaart brengen. Het loopt over een periode van 5 jaar: van 2015 tot 2020. De doelstelling: een beeld krijgen van de problemen en obstakels voor een universitair docent die zijn beroep uitoefent.


Een accurate screening als voorwaarde voor besluitvorming

Docenten verdelen hun tijd tussen les geven, dienst verlenen en onderzoek uitvoeren. Hoé ze dat doen, is een omstreden thema.

Tot voor kort verliep de discussie over hun taakbelasting op basis van gegevens, verzameld via vragenlijsten. Er was echter nood aan een accuratere en genuanceerdere manier op de tijdsbesteding van docenten in beeld te brengen.

Een studie met het MOTUS-softwareplatform bracht de oplossing. Want MOTUS kijkt verder dan de duur van elke activiteit: ook timing, tempo en sequentie van de arbeidstaken worden meegenomen.

MOTUS kijkt verder dan de duur van elke activiteit: ook timing, tempo en sequentie van de arbeidstaken worden meegenomen.


Populatie en methode

Docenten van de ‘Big 10’ universiteiten van de VS vormen de beoogde populatie van dit onderzoek. Het gaat over ongeveer 9.000 docenten van in totaal 14 faculteiten, van sociale wetenschappen tot fysica en wiskunde. Zij kregen de uitnodiging om retrospectief hun arbeidstaken te registreren gedurende 24 uren (4 am – 4 am). De lijst van arbeidsactiviteiten kwam tot stand in overleg met de University of Maryland en Prof. dr. Liana Sayer.

Het onderzoeksopzet deelde de 9.000 docenten op in 6 groepen. Elke groep werd toegewezen aan ofwel een dinsdag ofwel een woensdag.

Het veldwerk werd gespreid over 3 weken in februari-maart 2016. Het MOTUS-softwareplatform nodigde elke docent automatisch op het juiste moment uit om zijn tijdsbesteding te registreren. Indien nodig kregen de docenten tot maximaal 2 herinneringen, telkens exact één week na de vorige uitnodiging/herinnering. Ook dat gebeurde automatisch.


Collect & repeat

Momenteel krijgen individuele docenten begeleiding op basis van de verworven data. De coördinatoren van de respectievelijke faculteiten en universiteiten kunnen dankzij de data strategische keuzes maken binnen hun instellingen en discipline.

Ook de hogescholen in de VS zullen in 2017 met dit opzet werken.